Als gescheiden elementen symboliseren ze de opstanding of het leven na de dood.
Het kennen van een naam gaf je macht over iemand.
Het vernietigen van een naam had verstrekkende gevolgen.
Waarom zetten reizigers, zelfs vandaag nog, hun naam op monumenten?
Om niet in de vergetelheid te geraken?
De drang naar onsterfelijkheid zit nu eenmaal ingebakken in de mens.
Driehonderd jaar geleden was dat niet anders.
Zo vond ik in Karnak op de eerste pyloon de naam Carlo Vidua.
Het is een naam die je ook kan vinden op andere gebouwen zoals het Ramesseum.
Nog nooit had ik van die man gehoord, dus zocht ik het op.

Carlo Vidua werd geboren op 28 februari 1785 te Casale Monferrato (Italiaanse regio Piëmont) als kind van graaf Pio Geolamo en Marianne Gambera.
Op 27 december 1819 kwam Carlo Vidua aan in Egypte, waar hij ongeveer een jaar verbleef. Tijdens zijn verblijf in Egypte kopieerde hij inscripties,
beschreef vele gebouwen, onderzocht tempels en maakte plannen. Veel van zijn werk is echter verloren gegaan.
Hij stond in nauw contact met de aristocratie uit zijn tijd. Hij genoot van het gezelschap van edelen en geletterden, getuige hiervan een brief uit Cairo
gedateerd op 7 augustus 1820, waar hij zich richtte tot de markies Balestrino om hem te informeren over een aantal dozen met antiek dat hij naar Italië
verstuurde: "Vier dozen met stenen, twee grafstenen, een paar boeken, een paar Egyptische oudheden en wapens uit het binnenland van Afrika.
Hij verkocht zijn eerste antieke verzameling aan de koning van Savoie en in Turijn staan er mooie stukken van hem tentoongesteld.
Hij was van plan om deel te nemen aan de Frans-Toscaanse expeditie. Het bood hem de gelegenheid om samen te werken met o.a. Champollion, maar tegen
de tijd dat deze expeditie startte was hij al op reis naar West-Indië.
Carlo Vidua stierf in Ambon ten gevolge van fatale brandwonden en gangreen bij het observeren van een vulkaan op het eiland Celebes.
Uit het boek "Carlo Vidua Viaggiatore e collezionista"